De behandeling van zowel hypofyse- als bijnierschorsafhankelijke hyperadrenocorticisme (resp. ziekte en syndroom van Cushing) bij de hond.
Trilostane is een inhibitor van 3-bèta-hydroxysteroïddehydrogenase dat een essentiële rol speelt in de steroïdsynthese van ondermeer cortisol en aldosteron. De inhibitie is reversibel en dosisgebonden.
Het effect van trilostane op de gonadale steroïdproductie is slechts van belang bij hogere doseringen.
Bij de hond wordt trilostane goed, zij het wisselvallig, geabsorbeerd na orale toediening. De maximale serumconcentratie wordt bereikt na 1,5 – 2 h. De bijsluiter raadt aan om de medicatie toe te dienen samen met voedsel. Trilostane heeft een korte werkingsduur. Dit zou volgens sommige publicaties een verklaring kunnen zijn waarom een aantal honden niet reageren op de aanbevolen dosering in één toediening per dag. Trilostane wordt gemetaboliseerd in de lever tot o.a. het actieve ketotrilostane. Trilostane heeft een hogere therapeutische index dan mitotane. De startdosis wordt aangepast afhankelijk van de resultaten van regelmatig uitgevoerde ACTH-stimulatietesten (10 dagen, 4 weken en 12 weken na het starten van de therapie en daarna om de 3 maanden).
Behandeling van dieren die lijden aan een primaire leveraandoening en/of nierinsufficiëntie.
Trilostane wordt relatief goed verdragen door de hond, bijwerkingen komen relatief zelden voor.
Symptomen van een iatrogeen hypoadrenocorticisme, met zwakte, lethargie, anorexie, braken en diarree, kunnen zich voordoen. Deze symptomen verdwijnen meestal na het opschorten van de behandeling.
Acute crisis van de ziekte van Addison (collaps) kan zich voordoen.
Er zijn geïsoleerde meldingen geweest van adrenale necrose bij behandelde honden, wat kan leiden tot hypoadrenocorticisme.
Een subklinische renale disfunctie kan evolueren naar een nierinsufficiëntie na behandeling met dit middel.
Een subklinische artritis kan evolueren naar een symptomatische artritis door de gedaalde concentraties van endogene corticosteroïden.
Een beperkt aantal gevallen van plotse dood tijdens de behandeling werden gemeld.
Andere lichte, zeldzame bijwerkingen zijn ataxie, hypersalivatie, oedeem, spiertremor en veranderingen van de huid.
Kaliumsparende diuretica (bv. spironolactone) dienen te worden vermeden omdat trilostane door zijn inhiberend effect op de aldosteronsynthese, hyperkaliëmie kan veroorzaken.
De werking van ACE-inhibitoren kan worden versterkt.
Andere moleculen met een reducerend vermogen op de cortisolspiegel (mitotane, ketoconazol, aminoglutethimide) versterken het effect van trilostane met mogelijk hypoadrenocorticisme tot gevolg (zie ook “Voorzorgen bij het gebruik”).
Aangezien de meeste gevallen van hypercortisolisme voorkomen bij oudere honden, is het belangrijk om de aanwezigheid van primaire leveraandoeningen en nierinsufficiëntie voor en tijdens de behandeling na te gaan (zie Contra-indicatie).
Gelijktijdige aanwezigheid van diabetes mellitus vereist een specifieke behandeling.
De bijsluiter/SPK raadt aan om bij patiënten die eerder met mitotane werden behandeld een interval te respecteren van ten minste een maand tussen het stoppen met mitotane en het starten met trilostane. Een nauwlettende opvolging van de bijnierfunctie wordt aangeraden gezien honden gevoeliger kunnen zijn voor de effecten van trilostane na een behandeling met mitotane.
Bij honden met een vooraf bestaande anemie kan een verdere vermindering van de hematocriet en van de hemoglobine optreden.
Trilostane kan de synthese van testosteron verminderen en heeft anti-progestagene eigenschappen.
Vrouwen die zwanger zijn of zwanger willen worden, moeten het aanraken van de capsules vermijden. De inhoud van de capsules kan irritatie en overgevoeligheid van de huid en van de ogen veroorzaken. De capsules mogen niet gedeeld of geopend worden.
Niet gebruiken bij drachtige of zogende teven of bij fokdieren.