Voor gebruik in combinatie met de standaardtherapie voor de behandeling van congestieve hartinsufficiëntie als gevolg van klepinsufficiëntie bij honden.
Spironolactone en haar actieve metabolieten zijn aldosteronantagonisten die competitief binden met de mineralocorticoïdreceptoren in de nieren, het hart en de bloedvaten. In de nieren wordt de door aldosteron geïnduceerde natriumretentie geremd. Dit leidt tot een verhoging van de natriumuitscheiding en als gevolg daarvan een verhoogde wateruitscheiding en kaliumretentie. Deze renale effecten leiden tot een reductie van het extracellulair volume en bijgevolg tot een vermindering van de cardiale voorbelasting en de druk in het linker atrium. Dit resulteert in een verbetering van de hartfunctie. In het cardiovasculair systeem voorkomt spironolactone de schadelijke effecten van aldosteron. Alhoewel het juiste werkingsmechanisme nog niet duidelijk is, versterkt aldosteron de myocardiale fibrose, de myocardiale en vasculaire remodellering en de endotheliale dysfunctie. In experimentele modellen bij honden bleek dat therapie met een aldosteronantagonist op lange termijn een toenemende disfunctie van de linker hartkamer voorkomt en de remodellering van de linker hartkamer bij honden met chronisch hartfalen vermindert. De resultaten van de klinische studies met spironolactone zijn niet eensluidend, maar als algemene conclusie kan gelden dat toevoeging van spironolactone aan een standaardtherapie een gunstig effect kan hebben op de morbiditeit veroorzaakt door hartinsufficiëntie ten gevolge van klepinsufficiëntie. Spironolactone kan de effecten van “aldosteron-escape” tegengaan wanneer het gebruikt wordt in combinatie met ACE-remmers.
De biologische beschikbaarheid van spironolactone wordt in belangrijke mate verhoogd door het samen toe te dienen met het voeder. Na orale toediening van 2 tot 4 mg/kg neemt de absorptie lineair met de toegediende hoeveelheid toe. Distributie gebeurt voornamelijk naar het gastro-intestinaal systeem, de nieren, de lever en de bijnieren. Spironolactone wordt snel en volledig gemetaboliseerd door de lever in de actieve metabolieten 7 alfa-thiomethyl-spironolactone en canrenone, wat de voornaamste metabolieten zijn voor de hond. Gemiddeld werden de Cmax-waarden van deze primaire metabolieten 7 alfa-thiomethylspironolactone en canrenone, respectievelijk na 2 en 4 h bereikt. De steady-state situaties werden bereikt op dag 2. Spironolactone wordt voornamelijk uitgescheiden o.v.v. haar metabolieten. Bij de hond werd 70% van de dosering teruggevonden in de feces en 20% in de urine.
Contra-indicaties zijn het gebruik bij fokdieren, bij honden met hypoadrenocorticisme, hyperkaliëmie of hyponatriëmie. Spironolactone mag niet samen met NSAID’s toegediend worden aan honden met nierinsufficiëntie.
Bij niet-gecastreerde reuen wordt regelmatig een reversibele prostaatatrofie gezien (1/10 behandelde dieren). Gastro-intestinale bijwerkingen (anorexie, braken, diarree) komen eveneens regelmatig voor (1 à 10/100).
Tijdens klinische studies werden geen interacties vastgesteld tussen spironolactone en furosemide of pimobendan. Spironolactone vertraagt de eliminatie van digoxine met verhoogde plasmaconcentraties van digoxine tot gevolg. Het toedienen van deoxycorticosteron of NSAID’s samen met spironolactone kan leiden tot een verminderde uitscheiding van natrium in de urine. Honden die tegelijkertijd behandeld worden met spironolactone en NSAID’s dienen goed gehydrateerd te worden. Controle van de nierfunctie en de plasmakaliumspiegels voor en tijdens de behandeling met deze gecombineerde therapie wordt aanbevolen. Hyperkaliëmie kan optreden bij toedienen van spironolactone met ACE-remmers en andere kaliumsparende geneesmiddelen (zoals bèta-blokkers, calciumblokkers). Spironolactone kan zowel inductie als inhibitie van cytochroom P450 enzymen veroorzaken en daardoor het metabolisme van andere middelen die door deze enzymen gemetaboliseerd worden, beïnvloeden.
Bij een behandeling van spironolactone met ACE-remmers dienen de nierfunctie en serumkaliumspiegels vooraf gecontroleerd te worden. Bij honden met nierbeschadiging wordt aanbevolen de nierfunctie en serumkaliumspiegels regelmatig te controleren omdat er een verhoogd risico op hyperkaliëmie bestaat. Aangezien spironolactone een anti-androgeen effect heeft, wordt het toedienen ervan aan groeiende honden afgeraden. Bij dieren met een leverstoornis, dient spironolactone voorzichtig gebruikt te worden.
Bij gevoelige mensen kan er sensibilisatie van de huid optreden.
Niet gebruiken bij drachtige of lacterende dieren (foetotoxiciteit bij labdieren), noch bij fokdieren.