Ovariëctomie of ovariohysterectomie bij honden verhoogt de incidentie van urine-incontinentie. De oorzaak van deze vorm van urine-incontinentie werd vroeger geweten aan het wegvallen van de invloed van oestrogenen op de blaassfincter, waardoor die gerelaxeerder is en er urineverlies optreedt. Tegenwoordig wordt echter aangenomen dat de sfincterproblemen niet zozeer te wijten zijn aan een daling van de oestrogenen, doch eerder aan de hiermee gepaard gaande verhogingen van FSH- en LH-gehalten die optreden door het wegvallen van een negatieve feedback van oestrogenen. Medische behandeling beoogt een verhoging van de sluitingsdruk van de blaassfincter.
Behandeling van hormoonafhankelijke urine-incontinentie bij geovariëctomiseerde teefjes.
Ondanks een zelfde cellulair werkingsmechanisme en receptoraffiniteit, bezit oestriol een kortere werkingsduur dan oestradiol. Dit is een gevolg van een snellere dissociatie van de receptoren en een snellere eliminatie van oestriol uit het lichaam. Oestriol is een kortwerkend, maar geen zwak oestrogeen. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor de afwezigheid van uterotrope effecten. Binding van oestriol met de oestrogeenreceptoren in de distale gedeelten van het urogenitaal stelsel verbetert de sluitingsdruk van de urethra en verhoogt de blaascapaciteit.
Bij de hond wordt oestriol na orale toediening snel geresorbeerd. De maximale plasmaconcentratie wordt reeds na 1 h bereikt. Bij herhaaldelijke toediening treedt snel een steady state op. Accumulatie vindt niet plaats. Grote individuele verschillen in Cmax en AUC verklaren waarom de dosering van oestriol voor elk dier afzonderlijk zal moeten worden bepaald. De eliminatie gebeurt snel en voornamelijk via de nieren.
De toediening aan niet-geovariëctomiseerde dieren of aan dieren met polyurie/polydipsie-syndroom.
Vooral bij hogere doseringen kunnen de volgende, reversibele, bijwerkingen voorkomen: vulvazwelling en gezwollen melkklieren en/of aantrekkelijkheid voor reuen, en braken. In zeldzame gevallen kan vaginaal bloedverlies optreden. De bijwerkingen verdwijnen na het verlagen van de dosis of het stopzetten van de behandeling. Oestriol vertoont niet de typische bijwerkingen van andere oestrogenen zoals beenmergsuppressie of inductie van pyometra. Hoge dosissen oestrogenen kunnen leiden tot neoplasieën in de doelorganen die oestrogeenreceptoren bezitten zoals de melkklieren. Oestriol bezit in vergelijking met 17-bèta-oestradiol echter geen of een zeer geringe carcinogeniciteit.
Het onderstaande diergeneesmiddel is uitsluitend geïndiceerd voor de behandeling van geovariohysterectomiseerde teven.