Talrijke farmacologische substanties zoals steroïden, peptiden en glycoproteïnen met een potentiëel immunogeen karakter, worden frequent zoötechnisch of therapeutisch gebruikt in de reproductie van de huisdieren en in fertiliteitsprogramma’s bij de mens.
Bij verschillende diersoorten werden studies uitgevoerd om de mogelijke secundaire gevolgen van opeenvolgende toedieningen van exogene gonadotrofines, zoals de aanwezigheid van antistoffen en een daling van het effect van de therapie, te onderzoeken.
Samengevat zullen opeenvolgende blootstellingen van een dier aan een exogeen gonadotrofine leiden tot de opbouw van specifieke antistoffen die gericht zijn tegen het gonadotrofine. Het gehalte aan antistoffen op zichzelf volstaat echter niet om een wijziging in de reproductieresultaten te verklaren. De literatuur over immunisatieprogramma’s tegen steroïden of inhibine - gebruikt voor het verbeteren van van reproductieresultaten - illustreert het multifactorieel karakter waarmee het voortplantingssysteem gestuurd wordt en de moeilijkheid om de gewenste effecten te bekomen.