Folia Veterinaria

Invloed van intranasale en orale Bordetella bronchiseptica vaccinatie op het gedrag en reukvermogen van speurhonden

datum publicatie: 31-03-2023
Doeldier
hond
Indicatie
vaccinatie
Actief bestanddeel
Bordetella bronchiseptica (Ca)
Topics
Vaccinatie
Farmacovigilantie

Bordetella bronchiseptica is bij honden een belangrijke infectieuze oorzaak van kennelhoest (infectieuze tracheobronchitis bij honden). Aanbevolen wordt om honden naargelang het infectierisico om de 6-12 maanden tegen deze bacterie te vaccineren. Dit kan zowel met orale, als met intranasale vaccins (zie ook Kennelhoest).

Medische ingrepen zoals vaccinatie kunnen het reukvermogen van honden aantasten. Bij speurhonden kan dit gevolgen hebben voor de efficiëntie en nauwkeurigheid in hun werk. Intranasale vaccins zijn hierbij van bijzondere interesse vanwege het groter risico op een nasale ontsteking die tot een verminderd reukvermogen of hyposmia kan leiden.

De auteurs van deze publicatie (1) onderzochten de effecten van commercieel beschikbare intranasale en orale vaccins tegen Bordetella bronchiseptica op het reukvermogen en het gedrag van getrainde speurhonden.

In de humane geneeskunde werd eerder aangetoond dat geneesmiddelen een invloed kunnen hebben op het reukvermogen bij de mens met hyposmie of anosmie als gevolg. Volgens de auteurs van dit artikel is in de diergeneeskunde hierover weinig of geen onderzoek verricht. Intranasale vaccins veroorzaken ook een lokale immuunrespons ter hoogte van het neusslijmvlies die een invloed zou kunnen hebben op het reukvermogen.

De olfactorische detectie van honden vereist dat de geur wordt toegediend, verwerkt en herkend door het tonen van een getrainde reactie. De mate waarin de geur opgesnoven wordt, kan worden beïnvloed door het gedrag en de motivatie van de hond om de geurbron op te zoeken. Eenmaal in de nabijheid van de geurbron, moeten de geurmoleculen de neuspassages binnenkomen en passeren en zich binden aan olfactorische receptoren in het reukepitheel.

Verstoring van de doorvoer van geurmoleculen naar de receptoren kan het gevolg zijn van lokale ontsteking of belemmering van de luchtstroom. Na binding aan de receptoren geven de reukzenuwen het signaal door aan de cortex om een getrainde reactie op te wekken. Elke verstoring van de zenuw geleiding, van de perifere reukzenuwen of van de centrale verwerking, kan de reukzin aantasten. De demonstratie van de getrainde respons op een geur hangt af van de cognitieve verwerking en de expressie van het getrainde gedrag. Neurologische, metabolische of gedragsfactoren die cognitie en gedrag beïnvloeden, kunnen dit laatste stadium van geur detectie beïnvloeden.

De getrainde speurhonden die in de studies werden ingezet, behoorden tot 3 rassen (Duitse herder, labrador retriver, Nederlandse herder). Elke hond moest telkens een bepaalde doelgeur (target odor) aanduiden die hiervoor op een voorwerp, het geurobject, werd aangebracht. De onderzoekers boden de geurobjecten ook aan zonder doelgeur als controle naast een aantal random voorwerpen als distractors.

In een eerste studie (cross-over-studie) werden 16 honden op een gerandomiseerde wijze in 2 groepen verdeeld. De speurhonden werden gevaccineerd met hetzij een oraal of een intranasaal vaccin. Na een wash out-periode van 28 dagen werd de vaccinatie herhaald met de andere toedieningsweg. De honden legden een speurproef af op de dag vóór de vaccinatie en op verschillende tijdstippen na de vaccinatie (na 4h, 1 dag, 3, 7 en 10 dagen). Wanneer de honden de geur niet correct aanduidden, legden ze de proef opnieuw af met een sterkere geur (lagere geurdrempel) tot ze de doelgeur correct aanduidden.

In een tweede studie (gerandomiseerd onderzoek met controlegroep, Eng: randomized control trial) werd de invloed van een éénmalige, intranasale toediening van het B. bronchiseptica vaccin op het reukvermogen van speurhonden onderzocht. Rekening houdend met een evenwichtige samenstelling van de groepen inzake ras, leeftijd, speurvermogen en -techniek, werden de 24 proefhonden in 3 groepen verdeeld: intranasale toediening van het vaccin (9), intranasale toediening van het oplosmiddel uit het vaccin (10), geen behandeling (5). De honden legden een speurproef af op de dag vóór de vaccinatie en op verschillende tijdstippen na de vaccinatie (de dag van de vaccinatie en na 7, 10, 11, 14, 21, 24, 28 en 29 dagen). Wanneer de honden de geur niet correct aanduidden, legden ze de proef nog 1 maal af met een sterkere geur.

In beide proeven waren de honden vertrouwd met de op te sporen geurstof. De uitvoering van de proeven werd in beide studies gefilmd om de reactie van de hond op de geur, de duur van de proef en het gedrag van de hond te bestuderen. Voor elke hond werden de aanwezige motiverende factoren, de detectieduur en de geurdrempel genoteerd. Negatieve motiverende factoren leidden tot verminderde motivatie om de speuropdracht te voltooien en wijzen op afleiding, stress, en frustratie zoals het speuren opgeven of de begeleider opzoeken. Positieve factoren die verband houden met grotere motivatie om een opdracht uit te voeren, bestonden uit stress en omleidingsgedrag zoals blaffen of opspringen.

In de 1ste studie kon er geen invloed vastgesteld worden van vaccinatie op de mate waarin de dieren de doelgeur correct aanduidden. Honden die eerst oraal en daarna intranasaal werden gevaccineerd met B. bronchiseptica waren over het algemeen wel wat langzamer in het vinden van de doelgeur dan de honden die eerst intranasaal en vervolgens oraal werden gevaccineerd. Dit effect was statistisch significant. Volgens de auteurs zou dit verschil in effect verklaard kunnen worden door een groter versterkend effect van het intranasale vaccin op een eerder toegediend oraal vaccin wat mogelijks leidde tot een grotere invloed op het neusepitheel en de geurreceptoren. Er werd geen onderzoek uitgevoerd om deze hypothese te bevestigen. In de 2de studie had vaccinatie geen invloed op het vinden van de doelgeur of op de tijd die nodig was om de doelgeur te vinden.

Zowel positieve, als negatieve motiverende factoren in de 1ste studie hadden een negatieve invloed op de zoekduur. In de 2de proef hadden enkel de negatieve motiverende factoren een negatieve invloed op de zoekduur. In de 1ste studie waren het aantal positieve motiverende factoren relatief klein. Zowel het aantal proefdieren, als het aantal positieve motiverende factoren die vastgesteld werden in de 2de proef waren groter dan in de 1ste proef, waardoor de auteurs aannemen dat het resultaat uit de 2de proef accurater is.

De auteurs besluiten dat de geurdrempel niet werd beïnvloed door de toedieningsvorm van het vaccin: een intranasaal of oraal Bordetella-vaccin had geen invloed op de zoekefficiëntie. Een intranasaal vaccin op 28 dagen na een oraal vaccin resulteerde wel in een kleine, maar statistisch significante, toename van de detectietijd.

Gebaseerd op deze resultaten bevelen de auteurs van deze publicatie aan om het Bordetella-vaccin toe te dienen volgens de voorgeschreven frequentie van 6-12 maanden. Zoals met alle medicatie bij speurhonden, moeten geleiders en dierenartsen alert zijn op individuele prestatieveranderingen na vaccinatie, maar gebaseerd op deze studies, is het risico van hyposmia na toediening van een Bordetella-vaccin laag. Omdat het gedrag van de hond een invloed heeft op de zoekefficiëntie moet hiermee rekening gehouden worden bij het uitvoeren van klinische studies die de olfactorische functies evalueren.

Deze studie werd volledig gefinancierd door Zoëtis. Bijkomende studiegegevens zijn beschikbaar gemaakt door de auteurs.

Conclusie BCFI

Deze studie werd methodologisch goed uitgevoerd, waarbij zowel aandacht besteed werd aan de randomisatie van de honden over de verschillende onderzoeksgroepen, als aan de berekening van het aantal proefdieren per groep om voldoende power te hebben om een significant verschil tussen de groepen kunnen aantonen. Minpunten in deze studie waren het ontbreken van onderzoek van het neusepitheel om de ontsteking te beschrijven en de financiering van de studie door de producent van het vaccin wat tot bias zou kunnen geleid hebben.

Zoals dit bij elke diergeneeskundige ingreep het geval is, zullen bij het intranasaal vaccineren van speurhonden tegen B. bronchiseptica de voordelen (bescherming tegen kennelhoest) en nadelen (mogelijke negatieve impact op het speurvermogen en speurgedrag) geval per geval moeten worden afgewogen tegenover het infectierisico voor B. bronchiseptica bij het te vaccineren dier. De resultaten van deze studie kunnen de dierenarts helpen om een beredeneerde keuze te maken bij het vaccineren van speurhonden tegen B. bronchiseptica.


Bron:

  1. Collins A, Bear RA, Mallikarjun A, Kane SA, Essler JL, Kaynaroglu P, Feuer R, Smith JG, Otto CM. Effects of Intranasal and Oral Bordetella bronchiseptica Vaccination on the Behavioral and Olfactory Capabilities of Detection Dogs. Front Vet Sci. 2022 May 18;9:882424.