Chlamydia abortus (C. abortus) (enzoötische abortus bij ooien) is een belangrijke oorzaak van abortus bij schapen. Vaginale uitvloei, geaborteerde weefsels en besmette neonati van geïnfecteerde ooien zijn de belangrijkste besmettingsbronnen. Ziektetekens treden laat in de dracht op. Tijdens de laatste 2-3 weken van de dracht worden zwakke of dood geboren lammeren geboren of kan er abortus optreden zonder dat de ooi ziek is. Levend geboren lammeren sterven na een paar uur. De getroffen ooien zullen normaal niet meer aborteren bij een volgende dracht maar blijven de kiem uitscheiden en vormen dus een infectiebron voor andere dieren. Niet drachtige ooien of ooien die pas laat in de dracht geïnfecteerd worden, kunnen tijdens de daaropvolgende dracht aborteren. Rammen zouden de infectie ook via venerische weg kunnen overdragen.
Een geïnactiveerd combinatievaccin (Chlamydia abortus en Salmonella abortusovis) dat voor de dracht moet worden toegediend, is beschikbaar.
Vaccinatie op bedrijven met voortplantingsstoornissen als gevolg van C. abortus kan helpen het aantal abortussen, vroeggeboorten en de geboorte van zwakken lammeren te verminderen.
Zeer vaak (1/10) vertonen gevaccineerde dieren een week na injectie van het vaccin een zwelling ter hoogte van de injectieplaats. Deze verdwijnt zonder behandeling.
Zoönose (zwangere vrouwen!).
Zie ook Abortusprotocol DGZ.