Dimpylaat is geïndiceerd tegen vlooien en teken bij honden en katten.
Foxim wordt gebruikt tegen luizen bij runderen, schurftmijten en luizen bij varkens en tegen schurft, luizen teken, schapenluisvlieg, vliegen en vliegenmaden bij schapen.
Foxim is geïndiceerd voor de behandeling van oppervlakten in de omgeving van leghennen bij het bestrijden van rode volgelmijt: zie Organische fosfaatesters gebruikt in de omgeving.
Overzichtstabel antiparasitaire middelen voor gebruik op de huid
Organische fosfaatesters zoals foxim en organische carbamaatesters (carbamaten) zoals dimpylaat blokkeren het acetylcholine-esterase dat instaat voor de afbraak van acetylcholine in de synaptische spleet. De blokkering van acetylcholine-esterase door organische fosfaatesters is irreversiebel, de blokkering door carbameten is reversibel. Dit leidt tot een accumulatie van deze neurotransmitter ter hoogte van de synaps en een overstimulatie van de muscarinerge en nicotinerge receptoren. Atropinesulfaat is het tegengif.
Dimpylaat dat geleidelijk uit de halsbanden wordt vrijgesteld, is oplosbaar in het huidvet en wordt verdeeld over het hele lichaamsoppervlak. De halsband heeft gedurende 154 dagen, een gemiddelde beschikbaarheid van ongeveer 82-85% van de oorspronkelijke hoeveelheid dimpylaat. Het geresorbeerde dimpylaat wordt gemetaboliseerd door leveroxidatie en wordt snel uitgescheiden via de urine en de uitwerpselen, ongeveer 50% wordt uitgescheiden binnen de 12 h.
Foxim wordt naargelang de diersoort toegediend als spray of wasoplossing (rund, varken, schaap), als dipoplossing (schaap) of als pour-on (varken). De pour-on voor het varken en de oplossing voor het rund op basis van foxim dringt door de huid en wordt via de bloedsomloop over heel het lichaam verdeeld. De hoogste plasmaconcentratie wordt na 15 tot 30 minuten bereikt. Foxim wordt zeer snel in niet-toxische derivaten afgebroken die voornamelijk met de urine en in mindere mate, met de feces, worden uitgescheiden. Foxim wordt niet in de organen opgestapeld.
Toediening aan jonge, zieke of verzwakte dieren of dieren met huidlaesies. Koliek, diarree, obstipatie, hartinsufficiëntie, bronchospasmen of nieraandoeningen worden naargelang de werkzame stof eveneens als contra-indicatie opgesomd.
Gebruik van foxim bij kippen en katachtigen.
Het gebruik van foxim bij melkkoeien of melkooien.
Het gebruik van foxim is beperkt tot gestalde dieren, zie ook “Voorzorgen voor gebruik”.
Bijwerkingen zijn het gevolg van de remming van het acetylcholine-esterase. De stimulatie van de muscarinerge receptoren (parasympatisch zenuwstelsel) veroorzaakt salivatie, braken, bradycardie, hypotensie, myosis, bronchospasmen en hypersecretie van de slijmvliezen ter hoogte van het ademhalingsstelsel. Dit symptoombeeld kan echter verstoord worden door stimulatie van de ganglionaire nicotinereceptoren (orthosympatisch zenuwstelsel). Dit geeft aanleiding tot tegengestelde neurovegetatieve symptomen zoals mydriasis, tachycardie en hypertensie. De stimulatie van nicotinereceptoren ter hoogte van het centraal zenuwstelsel veroorzaakt convulsies. Spiertremor is het resultaat van rechtstreekse stimulatie van nicotine receptoren ter hoogte van de neuromusculaire eindplaat. Deze parasympatische bijwerkingen kunnen worden behandeld met atropine (atropinisatie). Tranquilizers verminderen de centrale effecten en kunnen bovendien een myorelaxerende werking hebben. Theoretisch kan de spiertremor worden tegengegaan door hyperpolariserende myorelaxantia zoals rocuronium. Hun toepassing in de praktijk blijft echter moeilijk. Bij hyperthermie kan het dier afgekoeld worden met koud water. Toediening van regeneratoren van acetylcholine-esterase kan worden overwogen na een intoxicatie met organische fosfaatesters wanneer die kort na de intoxicatie kunnen worden toegediend.
Onderlinge combinaties van organofosfaten en cholinomimetica (zoals levamisol, neostigmine, pyrantel of morantel) verhoogt hun toxische werking. Foxim versterkt de bijwerkingen van depolariserende myorelaxantia. Het gebruik van deze stoffen binnen een tijdsruim van 10 dagen voor, tot 10 dagen na de toediening van foxim dient te worden vermeden. Foxim en fenothiazines versterken elkaars anticholinerge werking en mogen daarom niet samen toegediend worden.
Katten zijn bijzonder gevoelig voor deze stoffen (nauwe therapeutische breedte) en het gebruik ervan dient dus met de nodige voorzichtigheid te gebeuren. De halsbanden moeten 24 à 48 h voor iedere anesthesie worden verwijderd. Daar gastro-intestinale, cutane en respiratoire absorptie mogelijk zijn, moet men de gebruiksaanwijzing strikt navolgen in het bijzonder voor de behandeling van jonge dieren en van dieren die drachtig zijn of in lactatie.
Vermijd contact met huid en slijmvliezen en draag beschermende kledij, handschoenen en masker (ffp3) bij het toedienen van foxim-spray bij leghennen.
Deze stoffen zijn schadelijk voor aquatische organismen, vogels en bijen. Het gebruik van foxim bij runderen is daarom beperkt tot gestalde dieren.
De resten van de spray- of badvloeistof niet in waterlopen, afvoeren, riolen, afvoergreppels en sloten, putten of draineerbuizen laten vloeien.
Foxim kan volgens de vergunninghouder aan drachtige varkens of schapen worden toegediend. Bij de toediening aan drachtige runderen werden geen embryogene of embryotoxische effecten vastgesteld. Toediening van foxim aan lacterende dieren is niet toegelaten wanneer de melk bestemd is voor humane consumptie.
De halsbanden met dimpylaat mogen niet gebruikte worden tijdens de dracht.