Folia Veterinaria

Ectoparasitica op honden en katten, een bron van milieuvervuiling?

datum publicatie: 26-05-2023
Doeldier
hond
kat
wilde dieren
Indicatie
vlooien
teken
schurftmijten en luizen
Antiparasitica - parasitaire infectie
Actief bestanddeel
afoxolaner
fluralaner
imidacloprid
fipronil
Topics
Milieu
Antiparasitica
Farmacovigilantie

Context

Het toenemend aantal huisdieren leidt tot een toenemend gebruik van ectoparasitica die vooral tegen vlooien, teken en schurftmijten gebruikt worden.

In tegenstelling tot producten die aan voedselproducerende dieren worden toegediend, zijn er weinig studies over de potentiële milieueffecten van geneesmiddelen voor gezelschapsdieren (Diepens et al., 2023; Perkins et al., 2021). Omdat gezelschapsdieren eerder individueel worden behandeld, worden bij het aanvragen van een vergunning voor het in de handel brengen van dergelijke diergeneesmiddelen, de milieueffecten niet aan een uitgebreide evaluatie onderworpen.

De blootstelling van het milieu wordt verwaarloosbaar geacht en het risiconiveau is lager dan bij de behandeling van voedselproducerende dieren. (zie ook: Ecotoxiciteit van diergeneesmiddelen: evaluatie en beheer van de risico’s voor het leefmilieu)

Het is niet uitgesloten dat dit principe in de toekomst wordt aangepast (Reflection paper CVMP, 2021)

Ectoparasitica voor gezelschapsdieren kunnen oraal toegediend worden of op de huid worden aangebracht als spot-ons, sprays of halsbanden. Afhankelijk van de mate van transdermale absorptie van de werkzame stoffen die op de huid worden toegediend, is hun werking lokaal of systemisch. Na een systemische absorptie kunnen de actieve stoffen met de feces of de urine worden geëlimineerd. Ectoparasitica kunnen bijgevolg via direct contact of via feces en urine in het leefmilieu terecht komen waar ze schadelijk kunnen zijn voor verschillende ongewervelde diersoorten (Whitehead, 2023 ; Perkins, 2021 ; Loeb, 2018).

Is er gevaar voor milieuverontreiniging?

Diepens et al. (2023) onderzochten de concentraties van 4 ectoparasitica (afoxolaner, fluralaner, fipronil en imidacloprid) in het haar en de urine van honden die al dan niet met deze stoffen behandeld waren. Bij de behandelde honden werden hoge concentraties van deze ectoparasitica vastgesteld op de huid, de haren en in de urine. Deze stoffen werden ook vastgesteld bij onbehandelde dieren. De bronnen van deze contaminatie werden niet geïdentificeerd maar dit wijst er op dat deze dieren zich zouden kunnen besmetten van uit het milieu, via behandelde soortgenoten of langs een andere weg.

Behandeld of gecontamineerd hondenhaar met ectoparasitica kan een bron van milieuvervuiling zijn en deze werden al aangetroffen in mezennesten (Diepens et al., 2023; Guldemont et al., 2019). Er kon echter geen direct verband worden gelegd tussen de aanwezigheid van deze haren en de sterfte van jonge mezen.

Behandelde of gecontamineerde honden kunnen ectoparasitica ook overdragen naar het aquatisch milieu. In een zwembadexperiment stelden Diepens et al. (2023) een progressieve besmetting van het water vast na de passage van behandelde honden. Teerlinck et al. (2017) stelden in stedelijk afvalwater fipronil vast dat afkomstig was van spot-ons die toegediend werden aan honden die nadien gewassen werden.

Ook in het onderzoek van Perkins et al. (2021) werden hoge concentraties van fipronil en imidacloprid gemeten in Engelse rivieren, met name direct stroomafwaarts zuiveringsinstallaties van rioolwater. Deze vervuiling zou het gevolg kunnen zijn van het gebruik van ectoparasitica bij huisdieren, maar dit kon met het vermelde onderzoek niet worden bevestigd. Er is meer informatie nodig om dit type verontreiniging van rivieren beter te karakteriseren.

Urine en uitwerpselen van behandelde huisdieren vormen volgens de Reflection Paper van het CVMP (2021) niet een belangrijke besmettingsbron, omdat de meeste lokaal werkzame stoffen worden slecht geabsorbeerd. Bovendien kunnen de eigenaars de uitwerpselen van hun dieren oprapen waardoor schadelijke stoffen niet in het milieu terecht komen.

Besluit van het BCFI

Deze voorlopige gegevens wijzen erop dat:

  • Gezelschapsdieren en dan vooral honden, die met lokaal of systemisch werkende ectoparasitica worden behandeld of die via andere bronnen met deze stoffen worden gecontamineerd, kunnen direct of indirect het milieu met deze stoffen vervuilen.
  • Het milieurisico van deze blootstelling moet met diepgaandere studies worden onderzocht.

Ondertussen kan er overwogen worden om huisdieren alleen te behandelen in de periodes waarin parasietenplagen het meest voorkomen (Whitehead, 2023).

De naleving van de voorschriften in de SKP/bijsluiters onder de rubriek "Bijzondere voorzorgen bij gebruik" (verwijdering van de verpakking, baden, enz.) is essentieel voor het beheer van de risico's, met name de milieurisico's.

Dierenartsen en apothekers moeten de eigenaar attent maken op de voorzorgsmaatregelen uit de SPK/bijsluiters bij het gebruik van deze ectoparasitica.

In het Verenigd Koninkrijk hebben de British Veterinary Association (BVA), de British Small Animal Veterinary Association (BSAVA) en de British Veterinary Zoological Society (BVZS) een reeks aanbevelingen voor dierenartsen opgesteld om eigenaars van gezelschapsdieren aan te moedigen ectoparasitica op een verantwoorde manier te gebruiken.

Ook mag niet vergeten worden dat ectoparasitica die op het dier worden aangebracht, een risico inhouden voor de personen die in contact komen met behandelde dieren. Hoewel met dit risico rekening wordt gehouden wanneer de geneesmiddelen in de handel worden gebracht, kan het toch worden beperkt door het directe contact met het dier te beperken (zie rubriek "Speciale voorzorgsmaatregelen voor degene die het diergeneesmiddel aan dieren toedient" in de bijsluiter/SPK).

Merkt u na het gebruik van een diergeneesmiddel of geneesmiddel een bijwerking op bij mensen, bij dieren of in het leefmilieu, meld deze dan steeds bij de vergunninghouder van het (dier)geneesmiddel of bij het FAGG.

U kan hiervoor steeds de link ‘Meld een bijwerking’ gebruiken onderaan elke pagina op deze website.


Bibliografie