Behandeling van otitis externa bij honden en katten.
Otitis externa is een multifactoriële aandoening met verschillende primaire oorzaken (parasieten, pyodermie , overgevoeligheden, enz. bij de hond en oormijt of poliepen bij de kat) en predisponerende factoren (anatomische vorm of afwijkingen van het oor, enz.). Voor een succesvolle behandeling is het noodzakelijk om ook de onderliggende oorzaak te behandelen.
Bepaalde van deze oordruppels zijn ook geïndiceerd voor infecties van de huid en huidadnexen (haren, nagels, zweetklieren) bij honden, katten en cavia's. Zie Combinatieproducten voor op de huid.
Oordruppels bevatten meestal een combinatie van een antibioticum met een antimycoticum en een glucocorticoïde ontstekingsremmer wat in sommige gevallen een beredeneerde keuze op basis van de ergheid van de ontsteking en de vastgestelde infectieuze agentia verhindert. Slechts een minderheid van de producten bevat geen antibioticum: een product op basis van hydrocortisonaceponaat, een combinatieproduct van een antimycoticum met een ontstekingsremmer en een product waarin een glucocorticoïde gecombineerd is met salicylzuur.
De keuze van het antibioticum en/of antimycoticum wordt gebaseerd op de resultaten van een cytologisch onderzoek. Staphylococcus intermedius en Malassezia pachydermatis zijn de meest geïsoleerde agentia.
Gram-negatieve staafjes zijn meestal Escherichia coli, Pseudomonas aeruginosa en Proteus spp. Pseudomonas aeruginosa is de meest voorkomende kiem bij chronische otitis externa.
Het aanleggen van een cultuur en gevoeligheidstest wordt aanbevolen in die gevallen waar een monopopulatie aanwezig is die niet reageert op de initieel ingestelde behandeling.
Combinatieproducten op basis van olie claimen een antiparasitaire werking tegen Otodectes spp. Het aanwezige antibioticum is in deze combinaties niet steeds geïndiceerd. Voor de behandeling van oormijt kunnen ook antiparasitica met een indicatie voor oormijt via een andere toedieningsweg (lokaal op de huid of systemisch) worden toegediend.
Glucocorticoïden zijn tegenaangewezen bij ernstige ulceraties. Hydrocortisonaceponaat is een minder krachtig glucocorticoïde. Bij proliferaties of hyperplasie moet eerder gekozen worden voor glucocorticoïden met een hogere anti-inflammatoire potentie zoals mometasonfuroaat, bètamethason, triamcinolonacetonide, hydrocortisonaceponaat of dexamethason.
Wanneer infectieuze agentia kunnen worden uitgesloten, dringt zich een monotherapie met ontstekingsremmers op. Hydrocortisonaceponaat is als monopreparaat beschikbaar voor de behandeling van erythemato-cerumineuze otitis externa bij de hond. Triamcinolonacetonide, een relatief krachtig glucocorticoïde, is samen met salicylzuur aanwezig in een product voor de hond en de kat en is het enige corticoïde dat niet gecombineerd is met een antibioticum of antimycoticum.
Het salicylzuur aanwezig in een combinatieproduct met triamcinolonacetonide heeft een aanzurende werking en bezit keratolytische eigenschappen.
De mate waarin topische geneesmiddelen geabsorbeerd worden door de huid, hangt onder meer af van de integriteit van de epidermis en de ergheid van de ontsteking. Systemische resorptie van bepaalde actieve stoffen die in het oor worden toegediend, is dus niet uit te sluiten.
De toediening vermijden bij geperforeerd trommelvlies. Naargelang het diergeneesmiddel worden eventueel dracht, lactatie en toediening aan fokdieren als contra-indicaties opgesomd. Het gebruik van glucocorticoïden bij ernstige infecties of gegeneraliseerde demodicose is tegenaangewezen.
Gehoorverlies of doofheid, meestal tijdelijk, kan soms optreden, vooral bij oudere honden. Lokale reacties kunnen optreden. Corticoïden kunnen zowel lokaal, als systemisch bijwerkingen veroorzaken bij chronisch gebruik. Naargelang het diergeneesmiddel worden ook oogaandoeningen (bv. blefarospasme, keratoconjunctivitis sicca), nystagmus, faciale paralyse, ataxie of braken als zeer zeldzame bijwerking vermeld.
Sommige oorreinigers kunnen de pH in het oor wijzigen met een verminderde werking van het antibioticum als gevolg.
Deze producten moeten aangebracht worden nadat het oor is gereinigd. Het gebruik van fluoroquinolones dient zoals steeds voorbehouden te worden voor gevallen waar multiresistentie vastgesteld of vermoed wordt.
De veiligheid van deze diergeneesmiddelen voor gebruik in het oor is niet steeds aangetoond.
Naargelang het diergeneesmiddel worden eventueel dracht, lactatie en toediening aan fokdieren als contra-indicaties opgesomd.