Sinds 1 september 2024 moeten dierenartsen het gebruik van kritisch belangrijke antibiotica (3de en 4de generatie cefalosporines, quinolonen) bij alle diersoorten, inclusief gezelschapsdieren en paarden, verantwoorden met een antibiogram. Dit geldt niet voor intramammaire diergeneesmiddel op basis van deze actieve stoffen.
Deze verplichting geldt voor het toedienen, verschaffen en voorschrijven van kritiek belangrijke antibiotica.
Het antibiogram moet worden uitgevoerd door een erkend laboratorium.
In de volgende gevallen moet de dierenarts de keuze voor een kritiek belangrijk antibioticum schriftelijk verantwoorden:
- de bacteriestam kan niet geïsoleerd worden
- er is geen antibiogram beschikbaar voor de geïdentificeerde bacteriestam
- het is onmogelijk om monsters te nemen
- het antibiogram toont alleen werkzame stoffen die vanuit farmacokinetisch of farmacodynamisch (PK/PD) oogpunt ongeschikt zijn voor behandeling.
Deze schriftelijke rechtvaardiging en alle testresultaten moeten minstens 5 jaar worden bewaard op het administratieve adres van het geneesmiddelendepot en moeten beschikbaar zijn voor een inspectie.
Deze wijzigingen zijn opgenomen in het Koninklijk Besluit van 29 mei 2024 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 21 juli 2023 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 21 juli 2016 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van geneesmiddelen door dierenartsen en dierenverzorgers, gepubliceerd op 4 juli 2024.
Het geconsolideerde KB van 21 juli 2016 leest u hier (tekstbijwerking tot 04-07-2024).
Bronnen: FAGG: