Klinische mastitis bij runderen kan lokaal worden behandeld door de instillatie van antibiotica in het tepelkanaal. Bij algemene symptomen is een systemische antibioticumbehandeling aangewezen. Wanneer het antibioticum wegens zijn farmacokinetische eigenschappen echter onvoldoende naar de melk diffundeert, kan een lokaal gebruik aangewezen zijn. De toediening van een lokaal en systemisch antibioticum uit dezelfde farmacologische familie geniet hierbij de voorkeur. Wanneer verschillende antibiotica intramammair toegediend worden, dient dit te gebeuren volgens de algemeen geldende regels voor de associaties, rekening houdend met hun kinetiek.
Behandelen van klinische mastitis gebeurt best zo snel en zo gericht mogelijk op basis van de resultaten van het bacteriologisch onderzoek van vorige gevallen van klinische mastitis op het bedrijf (betrokken pathogenen en hun resistentieprofielen) en volgens de richtlijnen opgenomen in het bedrijfsbehandelplan die opgesteld worden door de bedrijfsdierenarts. De initiële behandeling van ernstig zieke koeien kan bijgestuurd worden op basis van de resultaten van de sneltest of labonderzoek.
Subklinisch geïnfecteerde dieren worden slechts dan behandeld als ze een goede kans maken op genezing (rekening houdend met leeftijd en celgetal van het dier en betrokken bacterie). Chronisch geïnfecteerde dieren kunnen best worden opgeruimd.
Zie ook Droogzettherapie met antimicrobiële middelen en Droogzettherapie zonder antimicrobiële middelen.
Zie ook Vaccin tegen mastitis
Antibiotica voor intramammair gebruik behoren meestal tot de groep van de bèta-lactamines ( zie Benzylpenicillines , Aminopenicillines en Cefalosporines ) en de aminosiden. Het lokaal gebruik van deze substanties leidt meestal tot een klinische, maar niet steeds bacteriologische genezing: de dieren blijven latente kiemdragers. Alhoewel associaties soms van nut kunnen zijn door het optreden van synergistische effecten of een verbreding van het werkingsspectrum wanneer meerdere kiemen bij de infectie betrokken zijn, is hun gebruik met het oog op de vrijwaring van de volksgezondheid omstreden. Een etiologische diagnose kan het systematisch gebruik van deze combinaties vermijden.
De toepassing van cloxacilline, dat behoort tot de groep van de penicillines, is vooral gericht op penicillinase-producerende gram-positieve kokken waaronder Staphylococcus spp. Dit penicillinaseresistente semisynthetisch penicilline heeft een beperkter werkingsspectrum dan het natuurlijke penicilline. Resistentie werd opgetekend, vormt echter (nog) geen probleem in de diergeneeskunde.
Cefoperazon, behorende tot de derde groep cefalosporines, wordt gekenmerkt door zijn breed werkingsspectrum waaronder ook activiteit tegenover P. aeruginosa.
Ondanks de geringe systemische resorptie zonder algemeen therapeutisch effect, kunnen residuen aanwezig zijn in de melk of het vlees van het behandelde dier.
Identificatie en gevoeligheidsbepaling van de pathogene kiem zijn aan te bevelen.
Mastitispreparaten zijn veilig om toegediend te worden tijdens dracht of lactatie.