Use of non-steroidal anti-inflammatory drugs in porcine health management
Schoos A., Devreese M., Maes DGD, 2019, Veterinary Record 2019, 185 (6) 172; DOI: 10.1136/vr.105170
Situaties waarin pijn, koorts en ontsteking de gezondheid en het welzijn van varkens in het gedrang brengen, komen veelvuldig voor en vormen dikwijls een indicatie voor het gebruik van geneesmiddelen met analgetische, antipyretische en/of anti-inflammatoire eigenschappen zoals niet-steroïdale anti-inflammatoire stoffen (NSAID’s) of aanverwanten. Deze review biedt een overzicht van de huidige kennis van de farmacotherapeutische eigenschappen van deze stoffen en van hun werkzaamheid en veiligheid wanneer ze gebruikt worden voor de preventie of behandeling van koorts, pijn of ontsteking tijdens de castratie van biggen, in de periode rond de partus bij de zeug, voor de behandeling van locomotorische aandoeningen en infecties bij varkens.
Het onderzoek
In een literatuuronderzoek gingen de auteurs op zoek naar gepubliceerde studies over de farmacologische eigenschappen en het gebruik van de NSAID’s meloxicam, flunixine, tolfenaminezuur, ketoprofen en salicylzuur en van 2 NSAID-achtige stoffen paracetamol en metamizol (zie ook Tabel 1).
De resultaten
De auteurs stelden vast dat het aantal studies waarin deze stoffen bij het varken onderzocht werd, eerder beperkt is en er weinig bijkomende informatie beschikbaar is over hun mogelijke bijwerkingen bv. tijdens een langdurig gebruik. Hieronder worden de belangrijkste resultaten per klinische context opgesomd.
Castratie
Voor deze indicatie werden in totaal 16 studies teruggevonden waarin verschillende NSAID’s (meloxicam, ketoprofen, flunixine, tolfenaminezuur, acetylsalicylzuur) en paracetamol werden onderzocht en eventueel met elkaar werden vergeleken. Het merendeel van deze studies (n=11) werd uitgevoerd met meloxicam. In een aantal studies kon worden aangetoond dat indien meloxicam of ketoprofen lang genoeg voor de ingreep (30 min.) toegediend werden, er een daling van de postoperatieve pijn vastgesteld kon worden maar niet van de intra-operatieve pijn. Anesthetica, sedativa en andere intra-operatief toegediende analgetica blijven dus nodig. Opioïde analgetica zijn zeer effectief voor intra-operatieve pijnbestrijding maar zijn niet geregistreerd voor het varken. Of er ook een postoperatieve werking na castratie te verwachten is voor de andere onderzochte stoffen is niet altijd duidelijk omdat de resultaten van verschillende studies elkaar tegenspreken. In een aantal studies is het niet vaststellen van een analgetische werking vermoedelijk te wijten aan het feit dat er geen rekening gehouden werd met belangrijke farmacokinetische parameters zoals tmax wanneer bv. het tijdstip van toediening voor de ingreep werd bepaald.
Periode rond de partus bij de zeug
Post partum dysgalactie (PPD) is een pijnlijke aandoening bij zeugen die ook leidt tot een slechtere colostrum- en melkopname bij hun biggen. In 3 studies waarin gezonde zeugen na de partus met meloxicam behandeld werden (1 x 0,4 mg/kg, 90 min. post partum), vertoonden de biggen een betere groei tot speenleeftijd (het verschil met niet behandelde zeugen was slechts in 1 van de 3 studies significant), maar er kon geen lagere mortaliteit voor het spenen vastgesteld worden. In 1 studie werden eveneens een hogere IgG-concentraties bij de biggen van behandelde zeugen vastgesteld.
In een andere studie werden zeugen met mastitis (dus met PPD) behandeld met een combinatie van een systemisch antibioticum, oxytocine en ofwel meloxicam of flunixine. Beide NSAID’s verbeterden de klinische tekens bij de zeugen maar de zieke biggen (bv. diarree, zwakke of kreupele biggen) van de met meloxicam behandelde zeugen, vertoonden een lagere mortaliteit dan deze van de zeugen behandeld met flunixine.
In een andere studie vergeleek men flunixine (0.5mg/kg im, indien nodig herhaald na 24 h) met metamizol (50mg/kg im), telkens toegediend na de partus. In de groep behandeld met flunixine waren er minder zeugen met koorts op dag 1 en 3 na de partus. Metamizol had geen invloed op koorts. Het aantal zeugen met vaginale uitvloei was gereduceerd al lag hun aantal op dag 1 in de flunixinegroep hoger dan in de metamizolgroep. Volgens de auteurs kan flunixine in aanmerking komen voor de behandeling van PPD bij zeugen die naargelang de duur van de partus en hun pariteit een hoger risico lopen. Er wordt echter herinnerd aan de lange wachttijd van flunixine (naargelang het diergeneesmiddel 24 of 28 dagen).
Toediening van ketoprofen aan gezonde zeugen na de partus (3 mg/kg im pd, 3 d post partum) resulteerde in 2 onderzoeken in een betere lichaamsconditiescore, minder verlies van vetweefsel bij de zeug gedurende de eerst 2 weken na de partus en een betere voedselopname zonder dat er een effect was op de gewichtstoename bij de biggen. In één studie werd er een lagere mortaliteit van de biggen vastgesteld.
Van tolfenaminezuur dat geregistreerd is voor de behandeling van PPD, werden geen gepubliceerde studies teruggevonden.
Locomotorische aandoeningen
Of er een analgetische werking te verwachten is van meloxicam op niet-infectieuze locomotorische aandoeningen is slechts onderzocht in 2 studies waaruit besloten kan worden dat de analgetische werking van meloxicam bij een niet-infectieuze vorm van manken eerder beperkt is. Dagelijkse injecties met ketoprofen gedurende 5 dagen verminderde het manken bij meer dan 50% van de behandelde zeugen zonder dat daarbij bijwerkingen opgemerkt konden worden. In één studie met zeugen met een experimenteel geïnduceerde ontsteking, verminderde flunixine het manken en de pijn.
Systemische infecties
Meloxicam remde in een studie de productie van thromboxaan B2 en verbetert de klinische score na injectie van lipopolysachariden bij het varken zonder een negatieve invloed te hebben om de immuniteit. In een andere experimentele multifactoriële respiratoire studie met PRRSV, werd er noch voor meloxicam, noch voor flunixine, een antipyretische werking of een verbetering van de respiratoire symptomen vastgesteld. Dit wijst er volgens de auteurs op dat verschillende pathogenen via een verschillende weg een ontsteking veroorzaken en dat de afweging om al dan niet met een NSAID te behandelen dan ook voor elke infectie afzonderlijk gedaan moet worden.
Wegens haar antipyrogene werking werd er veel onderzoek gedaan naar het nut van ketoprofen bij infecties. Zowel bij varkens die experimenteel besmet werden, als bij natuurlijk geïnfecteerde dieren met milde symptomen, leidde de behandeling met ketoprofen tot een daling van de lichaamstemperatuur en een betere voedsel- en waterconsumptie. Een behandeling met ketoprofen in combinatie met een antibioticum was beter dan een behandeling met dat antibioticum alleen. Voor de behandeling van ernstige respiratoire aandoeningen konden geen conclusies getrokken worden.
In studies uitgevoerd met flunixine kon er geen verbetering van de klinische symptomen of letsels vastgesteld worden.
In een casereport werd de antibacteriële behandeling van urineweginfecties bij zeugen al of niet gecombineerd met metamizol. In de combinatiegroep leidde dit bij een groter aantal dieren tot een klinische, maar niet steeds bacteriologische genezing. Er werd gesuggereerd dat metamizol het urineren stimuleert en zo een positief effect op het genezingsproces heeft.
In een aantal studies bleek paracetamol de antibacteriële efficaciteit te versterken waarschijnlijk door zijn antipyretische werking.
De dosis waarbij een antipyretisch effect van acetylsalicylzuur vastgesteld werd in een experimentele studie was veel hoger dan de aanbevolen dosis (100 mg/kg vs. 30 mg/kg 2 x pd) bij dewelke geen invloed op de koorts werd vastgesteld.
Conclusie
De auteurs stellen vast dat het aantal studies waarin NSAID’s bij het varken onderzocht werd, eerder beperkt is en er weinig bijkomende informatie beschikbaar is over hun mogelijke bijwerkingen bv. tijdens een langdurig gebruik. De meeste studies onderzochten ofwel het gebruik van NSAID’s ter preventie van pijn tijdens of na de castratie van biggen of hun werking in de behandeling van infecties onder experimentele omstandigheden met proefdieren waarbij telkens maar één pathogeen onderzocht werd. Studies waarin de werking van NSAID’s in een andere context onderzocht werd, zijn veel schaarser. De verschillende NSAID’s komen niet in de zelfde mate aan bod in de verschillende studies. Metamizol, tolfenaminezuur, paracetamol of natriumsalicylaat komen zelden voor in studies. Zie ook Tabel 1.
De auteurs merken terecht op dat in de context van evidence based medicine en practice praktijkdierenartsen afhankelijk zijn van goeduitgevoerde veldstudies die hen concrete aanbevelingen kunnen bieden om hun behandeling op te baseren maar dat dit soort studies nog in te grote mate ontbreekt om gefundeerde aanbevelingen te kunnen maken.
Tabel 1: Overzicht van het aantal studies per actief bestanddeel en de belangrijkste besluiten
| Chirurgische ingrepen (vnl. Castratie) | Periode rond de partus | Locomotorische aandoeningen | Infecties | |
| Meloxicam | 7 | 4 | 3 | 2 |
| Flunixine | 2 | 2 | 2 | 4 |
| Tolfenaminezuur | 2 | / | / | / |
| Ketoprofen | 4 | 3 | 4 | 7 |
| Salicylzuur | 1 | / | / | 3 |
| Paracetamol | 1 | / | / | 1 |
| Metamizol | 1 | 1 | / | / |
| Totaal aantal studies | 15 | 8 | 8 | 14 |
| Belangrijkste besluit | Meloxicam en ketoprofen zijn de meest werkzame NSAID’s voor de behandeling van post-operatieve pijn. | Meloxicam, ketoprofen en flunixine kunnen aangewezen zijn voor antiflogistische en antipyretische behandeling van zeugen met PPD. | Er is onvoldoende onderzoek om zich uit te spreken over de werkzaamheid van NSAID’s bij locomotorische problemen wat door de auteurs deels verklaard wordt door de zeer diverse pathologieën die aan de basis liggen van dit soort problemen en doordat de behandeling vaak in een chronisch stadium opgestart wordt. | Vooral ketoprofen en flunixine werden het meest onderzocht, vooral in experimentele infecties waarbij de omstandigheden sterk kunnen verschillen met de praktijkomstandigheden. |