Folia Veterinaria

Advies groepsbehandelingen met antibacteriële middelen bij varkens

datum publicatie: 26-02-2021
Doeldier
varken
Actief bestanddeel
amoxicilline
apramycine
colistine
doxycycline
sulfamiden
tiamuline
tilmicosine
trimethoprim
tylosine
tylvalosine
Topics
Antibiotica

Groepsbehandelingen(1) met antimicrobiële middelen leiden tot een uitgebreidere selectiedruk van resistente kiemen waardoor dit type behandeling vermeden moet worden. In de praktijk worden groepsbehandelingen toch nog frequent toegepast bij varkens en dan vooral bij speenbiggen en vleesvarkens. Deze twee diercategorieën zijn volgens AMCRA bovendien verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de gebruikte hoeveelheden antibacteriële middelen. Om binnen de varkenssector het gebruik van antimicrobiële middelen te doen afnemen formuleerde AMCRA recent een advies met maatregelen voor een verantwoord gebruik van groepsbehandelingen met antibiotica bij varkens.

AMCRA vat haar advies in de volgende 10 kernpunten samen: 

  1. Groepsbehandelingen worden vermeden. Het uitgangspunt is een individuele behandeling (lokaal of parenteraal). 
  2. Vóór de inzet van antibacteriële behandelingen in groep moet altijd een klinisch onderzoek uitgevoerd worden. Aanvullend moet: 
    • voor bedrijven als ‘alarmgebruiker’ gedefinieerd binnen één of meerdere diercategorieën, naast het klinisch onderzoek ook monstername gebeuren voor aanvullende laboratoriumonderzoeken (bacteriologie (isolatie of PCR), serologie). 
    • voor alle andere bedrijven moeten monsters voor aanvullend laboratoriumonderzoek genomen worden bij de inzet van een herhaalde (> 1) antibioticumbehandeling voor eenzelfde klinische diagnose en van eenzelfde groep dieren of bij opeenvolgende rondes op hetzelfde bedrijf. 
  3. Omdat diagnostiek het uitgangspunt is voor verantwoord antibioticumgebruik, zouden meer controles moeten gebeuren door certificerende eenheden, aangesteld door lastenboekbeheerders, of overheidsinstanties over deze door de dierenarts uitgevoerde diagnostiek. 
  4. Inzetten op preventieve maatregelen wanneer bepaalde aandoeningen een wederkerend karakter hebben en leiden tot systematisch gebruik van antibacteriële middelen.
  5. Geen systematische antibacteriële gevoeligheidstest voor de inzet van een antibacteriële groepsbehandeling, behalve wanneer een bacteriestam na aanvullende laboratoriumonderzoeken door reincultuur beschikbaar is. Dierenartsen moeten hun keuze van antibacterieel middel baseren op de resultaten van een antibacteriële gevoeligheidstest:  
    • voor bedrijven die als ‘alarmgebruiker’ gedefinieerd werden binnen één of meerdere diercategorieën vóór elke inzet van een groepsbehandeling; 
    • voor alle andere bedrijven is dit bij een herhaalde (> 1) antibioticumbehandeling voor eenzelfde klinische diagnose en van eenzelfde groep dieren of bij opeenvolgende rondes op hetzelfde bedrijf. De resultaten van de gevoeligheidstest van de geteste bacteriesoort is geldig binnen de diercategorie waarvan een stam werd getest en blijft 6 maanden geldig. 
  6. In de afwezigheid van resultaten van een antibacteriële gevoeligheidstest baseert de dierenarts zich voor een verantwoorde keuze van het antibacterieel middel op het AMCRA-formularium in combinatie met de resultaten van de antibacteriële gevoeligheidstesten bij pathogene kiemen van varkens, bijv. jaarlijks gepubliceerd door Diergezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) en ARSIA. 
  7. Laboratoria worden opgeroepen om de toegankelijkheid van de resultaten van de gevoeligheidstesten van pathogenen geïsoleerd bij varkens te verhogen, om dierenartsen er optimaal gebruik van te kunnen laten maken. 
  8. Laboratoria voeren voor het nagaan van de gevoeligheid van bacteriestammen aan colistine idealiter geen disk diffusietestenmeer uit, omwille van de onbetrouwbare resultaten die hieruit volgen. Alternatieven zijn beschikbaar (dilutietest, E-test, pre-diskdiffusietest). 
  9. Veehouders en dierenartsen moeten goede praktijken toepassen met betrekking tot het voorbereiden, het bewaren en het toepassen van antibacteriële middelen in het drinkwater of het voeder op het bedrijf. Dit moet een goede homogeniteit en stabiliteit van de antibacteriële substanties in drinkwater en voeder garanderen en het risico op residuen van antibacteriële middelen in het drinkwater-of voedersysteem verminderen. 
  10. De lastenboekbeheerders worden geadviseerd om bovenstaande of aanvullende maatregelen op te nemen.

Opmerking van het BCFIvet

Het profylactisch gebruik van antibiotica wordt sterk afgeraden en zal, behalve in uitzonderlijke gevallen, verboden zijn vanaf januari 2022 met het in voege treden van Verordening (EU) 2019/6 (2).
Staalname en antibiogram zijn steeds verplicht voor het gebruik van kritische antibiotica (zie ook “Opnieuw verplichte staalname voor kritische antibiotica”)
Naast de farmacodynamie is de farmacokinetiek van antibiotica van essentieel belang. De keuze van het antibioticum is niet alleen afhankelijk van microbiologische factoren zoals gevoeligheid en selectie van resistente kiemen. In belangrijke mate moet eveneens rekening gehouden worden met de farmacokinetiek van het antibioticum. Groepsbehandelingen en in het bijzonder het toedienen van actieve stoffen gemengd in het voeder, zijn een bijkomende bron van variabiliteit en kunnen leiden tot een te lage antibioticumconcentratie ter hoogte van de infectieplaats met een eventueel therapiefalen als gevolg. De integratie van microbiologische en farmacokinetische factoren in de antibacteriële therapie worden in volgende artikels van de Folia Veterinaria besproken: Bevat de "Samenvatting van de Kenmerken van het Product" steeds de nodige informatie voor het goed gebruik van antimicrobiële middelen? en Antibiotica van 1ste, 2de en 3de groep, antibioticatherapie van 1ste, 2de en 3de lijn bepalen mee de farmacotherapie
De dierenarts dient ook rekening te houden met de gebruiksaanwijzingen zoals vervat in de SKP.

Lees het volledige AMCRA-advies: Maatregelen voor een verantwoord antibioticumgebruik bij groepsbehandeling van varkens


Bron AMCRA


  1. Het begrip groepsbehandeling wordt in het advies toegelicht: elke behandeling uit therapeutisch, metafylactisch of profylactisch oogpunt waarbij een groep dieren antibacteriële middelen krijgen toegediend via orale of parenterale weg. Het moet steeds gaan over dieren die voor dezelfde indicatie worden behandeld en de behandeling moet via dezelfde toedieningswijze gebeuren. De behandeling moet bovendien gelijktijdig verlopen voor alle dieren die tot eenzelfde epidemiologische eenheid behoren. Voor de begrippen metafylaxe en profylaxe wordt in het advies verwezen naar de definities van de Verordening (EU) 2019/6 :
    Metafylaxe: de toediening van een geneesmiddel aan een groep dieren, nadat een klinische ziekte bij een aantal dieren in de groep is vastgesteld, met het doel de klinisch zieke dieren te behandelen en de verspreiding tegen te gaan van de ziekte naar dieren die daarmee in nauw contact staan,  een  risico  lopen  en mogelijk  al  subklinisch  geïnfecteerd  zijn,  tegen  te  gaan
    Profylaxe: gebruik is de toediening van een geneesmiddel aan een dier of groep dieren voordat  er  klinische  ziektesymptomen  optreden,  om  te  voorkomen  dat  een  ziekte  of  infectie  zich voordoet.
  2. De Verordening (EU) 2019/6 verbiedt het profylactisch gebruik van antibacteriële middelen, behalve in uitzonderlijke gevallen voor de toediening aan één individueel dier wanneer het risico op een infectie of een besmettelijke ziekte erg hoog is en de gevolgen waarschijnlijk ernstig zullen zijn. Het gebruik van antibacteriële middelen aan een groep varkens voor profylactische redenen zal dus behalve in uitzonderlijke gevallen, vanaf 24 januari 2022 (het in voege treden van de Verordening) dus niet langer aanvaard worden.